Breaking news: invoeren van de avondklok was toegestaan

De avondklok, die op 23 januari 2021 is ingegaan, mag worden gebaseerd op de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Wbbbg). Dit heeft het gerechtshof Den Haag op 26 februari 2021 beslist. Hiermee is het vonnis in kort geding van de Haagse rechtbank van tafel geveegd.

 

Politieke afweging:

Het Hof geeft aan dat het treffen van maatregelen ter bestrijding van de coronacrisis en de beoordeling of die maatregelen proportioneel en subsidiair zijn een politieke afweging vergen.

 

"Dat die politieke afweging met betrekking tot de invoering van de avondklok ook heeft plaatsgevonden, blijkt zowel uit de toelichting bij de Voortduringswet als uit het besluit van het kabinet om voorafgaand aan het instellen van de avondklok de Tweede Kamer te raadplegen. De civiele rechter – en zeker de rechter in kort geding – moet zich daarom terughoudend opstellen bij de beoordeling van de keuzes die de Staat binnen de grenzen van zijn beoordelings- en beleidsvrijheid maakt. Alleen als evident is dat de Staat onjuiste keuzes maakt en de Staat dus in redelijkheid niet voor het gevoerde beleid heeft kunnen kiezen, of wanneer de Staat een bevoegdheid aanwendt zonder dat daarvoor in de gegeven omstandigheden een wettelijke grondslag bestaat, is plaats voor rechterlijk ingrijpen. De rechter in kort geding heeft bovendien slechts bij een onmiskenbaar onverbindende regeling de bevoegdheid om de betreffende bepalingen buiten werking te stellen. Hij mag de Staat niet bevelen wetgeving tot stand te brengen met een bepaalde, specifieke inhoud", aldus het Hof. 

 

Buitengewone omstandigheden:

In deze procedure gaat het om de vraag of er sprake is van buitengewone omstandigheden die de invoering van de avondklok noodzakelijk maken. Volgens het Hof is het zonder meer duidelijk dat er sprake is van buitengewone omstandigheden. Nederland heeft bijna een jaar met corona te maken. Het virus waart nog steeds rond en is zich aan het muteren naar nog besmettelijke varianten. Volgens de regering is deze situatie zeer zorgelijk. Alles op alles moet worden gezet om het aantal besmettingen zo laag mogelijk te houden. Voorkomen moet worden dat Nederland wordt overspoeld met een derde golf bovenop de tweede. De regering baseert zich hierbij op het OMT (met specifieke deskundigheid). Dit team adviseert dringend tot invoering van de avondklok. Reden daarvan is dat er geen gelijkwaardige alternatieven voorhanden zijn. Naar het oordeel van het hof mag het kabinet in beginsel op de adviezen van het OMT afgaan. Of de dringend geadviseerde bezoekbeperking (1 persoon per dag) wel of niet mede effect sorteert, maakt niet dat daarmee de noodzaak van de avondklok ontbreekt of is vervallen. Volgens het Hof heeft de Staat voldoende onderbouwd dat de avondklok ook effect heeft, althans dat hij hier in redelijkheid van mag uitgaan. 

 

Het Hof is van oordeel dat de Staat in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die invoering van de avondklok noodzakelijk maakten. De inzet van de Wbbbg is dus in beginsel op zijn plaats. Het kabinet kon op grond van artikel 8 lid 1 en lid 3 de Tijdelijke regeling vaststellen. De Wbbbg vereist niet dat is voldaan aan de eisen voor afkondiging van de noodtoestand en dus ook niet dat de uitwendige of inwendige veiligheid van de Staat niet meer anders kan worden gewaarborgd, aldus het Hof. 

 

Daarmee heeft het Hof de stelling van Viruswaarheid  - en in lijn daarmee het oordeel van de voorzieningenrecher - dat de Wbbbg slechts is bedoeld voor situaties die letterlijk geen enkel uitstel kunnen dulden, omdat er sprake is van een acute noodsituatie (zoals een dijkdoorbraak), verworpen. Ook het standpunt van Viruswaarheid - en het oordeel van de voorzieningenrechter - dat de  Wbbbg niet kon worden ingezet omdat er voorafgaand aan de invoering van de avondklok overleg met de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden wordt door het Hof van tafel geveegd. Het Hof overweegt daarbij als volgt: 

 

"Evenmin leidt de (theoretische) mogelijkheid van een spoedwet ertoe dat de Staat de bevoegdheid van de Wbbbg niet kon inzetten. Met de Wbbbg heeft het parlement immers op voorhand voor situaties als thans aan de orde het kabinet de bevoegdheid toegekend een avondklok in te stellen. Om diezelfde reden is ook niet relevant dat de avondklok eerder in 2020 ter sprake is gekomen. Op dat eerdere moment is invoering door het kabinet niet aangewezen geacht; het advies van het OMT om een avondklok in te stellen naar aanleiding waarvan de Staat besloot te handelen dateert van 19 januari 2021. Onduidelijk is wat voor wetgevingstraject destijds in de ogen van Viruswaarheid (en in navolging daarvan de voorzieningenrechter) gestart had moeten worden en evenmin is duidelijk hoe dat tot iets anders had kunnen leiden dan een regeling zoals thans in de Wbbbg is neergelegd. Uiteraard dienen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit bij de daadwerkelijke inzet van de Wbbbg wel in acht te worden genomen. Het hof zal hierna deze aspecten toetsen".

 

Proportionaliteit en subsidiariteit:

Het Hof heeft nog getoetst aan de proportionaliteit en subsidiariteit. Volgens het Hof is de maatregel van deze avondklok proportioneel en voldoet deze ook aan de eisen van subsidiariteit. Ook heeft de Staat redelijkerwijs te risicovol kunnen vinden om te volstaan met het ‘dringend advies om thuis te blijven’. Het Hof neemt daarbij in aanmerking dat de avondklok inderdaad in zoverre beperkt is dat deze, anders dan in andere landen binnen Europa, pas vanaf 21.00 uur geldt. Daarnaast zijn er uitzonderingen op de avondklok gemaakt voor diegenen voor wie het noodzakelijk is zich buitenshuis te begeven.

 

Andere argumenten: 

Andere argumenten die Viruswaarheid nog heeft aangehaald raakten volgens het Hof kant noch wal. 

 

Hoe verder? 

Als een nachtkaars is deze gerechtelijke procedure uitgegaan. Hoe het verder zal gaan? Wij gaan het zien en horen de komende tijd. Wij houden u op de hoogte van nieuwe juridische ontwikkelingen. Wilt u meer weten over deze uitspraak? Klik dan op: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHDHA:2021:285

 

Bron: www.rechtspraak.nl