· 

Bruidsgave: een rechtskeuze of een huwelijkse voorwaarde in de zin van het Haags Huwelijksvermogensrecht?

Hoewel het geen dagelijkse kost is, worden wij in onze praktijk steeds vaker geconfronteerd met het internationale huwelijksvermogensrecht en het echtscheidingsrecht. Geregeld komen wij in aanraking met de begrippen "bruidsgave", "mahr" of "sadaq" in een islamitisch huwelijk. Wat is dit? En hoe moet de bruidsgave worden aangemerkt in de zin van het Huwelijksvermogensverdrag?  Als rechtskeuze of als huwelijkse voorwaarde? In het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019 wordt op deze vragen nader ingegaan. 

 

Casus:

In 1993 zijn Iraanse partijen getrouwd in Iran. De huwelijksakte of trouwboekje beslaat een twintigtal bladzijden. Een aantal pagina's zijn door beide partijen ondertekend. Enkele bladzijden zijn niet door partijen ondertekend. De pagina waarin de bruidsgave staat vermeld is wel ondertekend. Op deze pagina staat dat de man aan de vrouw het volgende verschuldigd is: een Koran, 400 stukken zilveren Dirham en 170 stukken BaharAzadi hele gouden munt. De man moet deze zaken aan de vrouw voldoen. De huwelijksakte of trouwboekje bevat verder geen afspraken over het huwelijksvermogensregime. De pagina waarop voorgedrukte huwelijkse voorwaarden of aparte bindende afspraken tussen partijen staan vermeld is niet door partijen ondertekend. 

 

Tot oktober 1993 hebben de man en de vrouw in Iran gewoond. Sinds augustus 1994 verblijft het Iraanse echtpaar in Nederland. Sinds 2000 hebben zij beiden de Nederlandse nationaliteit. Helaas strandt het huwelijk. In 2014 dient de man een echtscheidingsverzoek in. Welk recht is van toepassing op de vermogensrechtelijke afwikkeling van de echtscheiding? De man stelt dat partijen huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt en dat het Iraanse recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen. Volgens de man is sprake van algehele scheiding van de vermogens van partijen, met uitzondering van de eenvoudige en/of beperkte gemeenschappen die tussen partijen hebben bestaan. Volgens de vrouw is het Nederlands recht van toepassing op het huwelijksgoederenregime, zodat er sprake is van een algehele gemeenschap van goederen. 

 

Algemeen:

In zaken, zoals deze, is het belangrijk om aandacht te schenken aan het rechtskarakter van de bruidsgave, mahr of sadaq in het islamitische recht. Het gaat veelal om een betaling van de man aan de vrouw ter gelegenheid van de huwelijkssluiting. De bruidsgave is een recht dat uitsluitend aan de vrouw toebehoort. Zij kan hierover vrijelijk beschikken. Vaak wordt overeengekomen dat een deel van de bruidsgave pas later opeisbaar zal worden, namelijk bij het overlijden van de man of bij ontbinding van het huwelijk. De achterliggende gedachte in het islamitische recht is dat beide echtgenoten in beginsel ieder hun eigen vermogen behouden. Na een echtscheiding heeft de vrouw geen recht op een deel van het vermogen van de man. Uitzonderingen daargelaten. 

 

In het islamitische recht zijn diverse stromingen over de betekenis van de bruidsgave. Volgens de ene leer is de bruidsgave een voorwaarde voor de geldigheid van het huwelijk. In de andere leer is de bruidsgave een verplicht gevolg van het huwelijk, namelijk de plicht van de man om zijn vrouw een bruidsgave te betalen. In alle stromingen geldt dat de bruidsgave een verplicht onderdeel is bij de huwelijksvoltrekking. 

 

In de Nederlandse rechtspraak en literatuur is meermaals de vraag opgeworpen hoe de bruidsgave naar Nederlands recht gekwalificeerd moet worden. Vaak probeert de vrouw de betaling van de bruidsgave af te dwingen door te stellen dat betaling van de bruidsgave is afgesproken  en verschuldigd was. In andere gevallen wordt de bruidsgave door rechters gekwalificeerd. De vraag is dan of de bruidsgave deel is gaan uitmaken van de huwelijksgoederengemeenschap of dat de bruidsgave aan de vrouw verknocht is. Of kan de bruidsgave worden gekwalificeerd als een schenking onder stilzwijgende uitsluitingsclausule of als voorwaardelijke schenking? Ook andere oplossingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld door te oordelen dat de bruidsgave een geheel eigen karakter heeft en dat het naar haar aard geen deel van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen kan uitmaken. Of het oordeel dat het bij de bruidsgave gaat om een eenmalige vermogensoverdracht. Welk karakter een bruidsgave heeft, moet worden beoordeeld aan de hand van de afspraken die partijen over de bruidsgave hebben gemaakt en de afspraken die zij daarnaast hebben gemaakt. Het is dus niet mogelijk om een eenduidige kwalificatie voor het begrip "bruidsgave" te geven.

 

Nadat de bruidsgave is gekwalificeerd, kan worden bepaald wat het toepasselijk recht is en wie de bevoegde rechter is. Het toepasselijke recht wordt aangewezen door het Haags Huwelijksvermogensverdrag (hierna: "HHV"). Artikel 10 HHV bepaalt dat aan de hand van het gekozen recht moet worden bepaald of er sprake is van een wilsovereenstemming van partijen over het gekozen recht. Artikel 11 HHV bepaalt dat de rechtskeuze uitdrukkelijk moet zijn overeengekomen of ondubbelzinnig moet voortvloeien uit huwelijks voorwaarden. Voor de vorm van de huwelijkse voorwaarden wordt verwezen naar artikel 12 HHV. In ieder geval geldt als minimumvereiste dat de huwelijkse voorwaarden moeten zijn neergelegd in een gedagtekend en door beide partijen ondertekend schriftelijk stuk. De vorm waaraan de rechtskeuze moet voldoen, is bepaald in artikel 13 HHV. Deze is gekoppeld aan de vorm van de huwelijkse voorwaarden. De rechtskeuze moet plaatsvinden in de vorm die is voorgeschreven voor huwelijkse voorwaarden, hetzij van het gekozen recht, hetzij van het recht  van de plaats waar de rechtskeuze wordt gedaan. Ook daarvoor geldt het minimumvereiste dat de rechtskeuze moet zijn neergelegd in een schriftelijk stuk, gedagtekend en ondertekend door partijen. 

 

Hof:

Vooropgesteld wordt dat het toepasselijk recht voor het huwelijksgoederenregime wordt aangewezen door het Huwelijksvermogensverdrag. Op het moment van de huwelijksvoltrekking is het Iraanse recht van toepassing. Het Nederlands recht is van toepassing als gevolg van het feit dat partijen inmiddels Nederlanders zijn geworden (artikel 7 lid 2 HHV). Dit kan anders zijn als partijen het Iraanse recht als toepasselijk recht hebben aangewezen of huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt.

 

In het trouwboekje zijn geen afspraken over het huwelijksgoederenregime gemaakt. De voorgedrukte pagina van het trouwboekje is niet door partijen ondertekend. Het niet ondertekenen van deze pagina kan niet als een afspraak over het huwelijksvermogensregime worden gezien. Een kwalificatie van de bruidsgave als huwelijkse voorwaarde in deze zaak ligt derhalve niet voor de hand. De bruidsgave naar Iraans recht is een verplicht onderdeel van de huwelijkssluiting. De vrije wil ontbreekt bij de bruidsgave. Iraanse partijen kunnen onderhandelen over de bruidsgave, maar zij mogen niet overeenkomen dat er geen bruidsgave wordt betaald. Iran kent het stelsel van een strikte scheiding van vermogens. De bruidsgave is een exclusief eigendomsrecht van de vrouw dat in de Iraanse wet is opgenomen en waarvan niet bij huwelijkse voorwaarden kan worden afgeweken.

 

Ook staat de regeling van het HHV eraan in de weg dat een huwelijkse voorwaarde impliciet zou zijn overeengekomen. Het kan niet zo zijn dat het bestaan van een huwelijkse voorwaarde moet worden afgeleid uit de omstandigheid dat andere bepalingen in de huwelijksakte niet zijn ondertekend. Met andere woorden, nu de pagina waarop de man zich beroept niet is ondertekend, kan niet worden afgeleid dat partijen huwelijkse voorwaarden hebben willen maken. 

 

Nu partijen het Iraanse recht niet hebben aangewezen en ook geen huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt, is het Nederlands recht van toepassing geworden vanaf het tijdstip dat ook de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen (artikel 7 lid 2 HHV). Ingevolge artikel 8 lid 1 HHV heeft deze wijziging gevolgen voor de toekomst en is het vermogen dat vóór die wijziging tot partijen toebehoorde niet onderworpen aan het Nederlandse recht. Vanaf het moment dat de vrouw in 2000 het Nederlanderschap verkreeg bestaat tussen partijen de wettelijke gemeenschap van goederen.  

 

Hoge Raad:

In cassatie wordt de vraag opgeworpen of de bruidsgave naar Iraans recht kan worden aangemerkt als huwelijkse voorwaarde dan wel als rechtskeuze in de zin van artikel 10 t/m 13 HHV. Zo niet, dan geldt op grond van artikel 7 lid HHV met ingang van 2000 (de dag waarop de vrouw de Nederlandse nationaliteit kreeg) niet langer het Iraanse recht, maar het Nederlandse recht. De Hoge Raad is het met het Hof eens en verwerpt het beroep van de man.

 

Meer info?

Wilt u meer weten over dit onderwerp? Bel gerust naar ons kantoor of vraag een video-meeting aan. 

 

Bron: ECLI:NL:HR:2019:2010 

Literatuur: RFR 2020/40 Huwelijksvermogensrecht. Is bruidsgave een rechtskeuze of een huwelijkse voorwaarde in de zin van het Huwelijksvermogensverdrag? 

Foto: Pixabay